ODE TO THE APPLE
Ode to the apple, which struggled in the spring of 2012
Een kale appelboom met knoppen, de winter is voorbij. Een bloesem bestuift door meneer bij, het stuifmeel plakt dan aan zijn voetjes.
De harde wind maakt het meneer bij lastig. Hij wordt heen en weer geduwd, allemachtig, hij moet namelijk zijn voetjes vegen bij de volgende bloesem.
Maar voor meneer daar komt, is het al gedaan. Net na wat hij allemaal heeft moeten doorstaan, verandert de warme zon in vrieskou.
De bloesem heeft het koud, en is erg aangedaan. Tot na de kou, dan kom ik terug zei hij zachtjes en niet zo spontaan met minder appels, dat is zeker.
Een appeltje opent zijn ogen, de zon op zijn wangen. Het kleurt hem mooi en rood, kijk hem daar nou hangen, zo trots en vol plezier.
Ik hang wel wat alleen hier, in het rond. Zo'n goeie vier meter boven de grond en dat zag ook ekster.
In een duikvlucht scheert ekster rakelings langszij GEMIST riep de appel blij en de ekster vloog verder.
Gebulder en grijs wordt de blauwe lucht Schuilend onder een blad keek appel omhoog met een zucht. En als klap, valt er hagel.
Veel appeltjes aan ander bomen vallen in een spagaat andere houden zich met moeite vast, maar het is te laat het gros is beurs gehageld.
Daar komt de zon weer, en het is de appeltjes zo gegund. Want al wat hierboven beschreven heeft de oogst flink uitgedund tijd om ze te plukken.
Het was zwaar en gevaarlijk, van knop tot appel. En deze reis eist dan ook zijn tol. Daarom dit jaar, alleen nog maar oogappeltjes.
Rustiek Worstfabriek
|